Hoofdlijnen

Ontwikkelingen in het financieel kader

Jaarlijkse bijstellingen

Jaarlijkse bijstellingen

2023

2024

2025

2026

I/S

Bedragen x € 1.000

Prijs- en volumeontwikkeling 2022

-2.300

-2.300

-2.300

-2.300

S

Prijs- en volumeontwikkeling 2023

-15.000

-15.000

-15.000

-15.000

S

Totaal ontwikkelingen coalitieakkoord

-17.300

-17.300

-17.300

-17.300

Prijs- en volumeontwikkeling 2022

-2.535

-2.535

-2.535

-2.535

S

Compensatie subsidies 2022

-2.753

I

Brandstofkosten doelgroepenvervoer

-250

Prijs- en volumeontwikkeling 2023

-4.396

-4.396

-4.396

-4.396

S

Inverdieneffect

700

S

Ontwikkeling belastingen en legesopbrengsten

105

245

255

445

S

Ontwikkelingen Meerjareninvesteringsplanning

1.042

713

1.177

-503

Totaal aanvullend op coalitieakkoord

-8.787

-5.972

-5.499

-6.288

Prijs- en volumeontwikkeling

Sinds de tweede helft van 2021 zijn de inflatiecijfers drastisch opgelopen. De forse prijsstijgingen zijn vooral te zien in de energieprijzen en de bouwmaterialen. Hierdoor worden diverse onderdelen in de begroting geconfronteerd met hogere lasten. In het coalitieakkoord is daarom reeds € 17,3 miljoen voor compensatie van de prijs- en volumeontwikkeling over 2022 en 2023 opgenomen. Na het verschijnen van het centraal economisch plan 2022 (CEP) is de prijsontwikkeling opnieuw berekend. Op basis van de loon en prijsontwikkeling in 2022 is deze structureel verhoogd met € 2,5 miljoen en op basis van de verwachte loon- en prijsontwikkeling over 2023 met € 4,4 miljoen. Daarnaast wordt de raming voor 2023 incidenteel verhoogd met € 3,0 miljoen waarvan € 2,5 compensatie voor subsidieontvangers en € 250.000 voor de hogere brandstofkosten voor doelgroepenvervoer.

Voor de aanvullende prijsontwikkeling over 2022, bovenop de compensatie die in de Begroting 2022 was opgenomen, is in het coalitieakkoord € 2,3 miljoen geraamd. Op basis van de nieuwe raming op basis van het CEP wordt dit met € 2,5 miljoen verhoogd naar € 4,8 miljoen. Deze totale extra compensatie kan uitgesplitst worden in 3 onderdelen. De meest forse prijsstijgingen zien we in het onderhoud van de openbare ruimte (€ 2,2 miljoen) en de zorg (€ 1,3 miljoen). Daarnaast leidt de nieuwe cao voor gemeenteambtenaren tot € 1,3 miljoen hogere lasten. Daarnaast ontvangen subsidieontvangers in 2023 incidenteel een extra compensatie van € 2,8 miljoen en ramen we in 2023 € 250.000 aan extra brandstofkosten voor doelgroepenvervoer. Voor het Sportbedrijf is in het coalitieakkoord € 300.000 bestemd in verband met de hogere kosten die zij hebben. Bij de Perspectiefnota volgend jaar zal bekeken worden of alsnog overgegaan kan worden tot een structurele aanvullende compensatie voor subsidieontvangers. Dit zal mede afhankelijk zijn van een oplossing van het 'ravijn' in de gemeentefondsuitkering dat de structurele ruimte in deze begroting beperkt.

Voor (reguliere) prijs- en volumeontwikkeling vanaf 2023 was in het coalitieakkoord reeds € 15,0 miljoen geraamd. De geactualiseerde raming op basis van het CEP komt € 4,4 miljoen hoger uit op € 19,4 miljoen structureel vanaf 2023. Hierin wordt onder andere rekening gehouden met een consumentenprijsindex (cpi) van 2,4%, een stijging van de ambtenarensalarissen van 3,6%, een stijging van de zorgkosten met 4,4% en een stijging van het onderhoud in de openbare ruimte met 2,9%. In maart 2023 publiceert het Centraal Planbureau (CPB) een nieuw CEP. Daaraan kan deze raming worden getoetst.

De loon- en prijsontwikkeling zijn zoals gezegd uitzonderlijk groot. In de afgelopen 10 jaar waren de ramingen voor ontwikkeling van de lonen bij de overheid en de prijzen van overheidsconsumptie niet zo hoog als de raming in het CEP 2022. De hoge loon- en prijsontwikkeling brengt op de lange termijn onzekerheid met zich mee. Mogelijk ontstaat er op lange termijn een inverdieneffect waardoor de prijsontwikkeling uit externe bron gedekt kan worden. We ramen hiervoor in 2026 een effect van € 0,7 miljoen. Bij de komende perspectiefnota zal deze post opnieuw beoordeeld worden.

Ontwikkeling onroerende zaak belasting (OZB)

De OZB-opbrengsten worden geraamd op het aantal woningen inclusief de groei van het aantal woningen dat de komende jaren verwacht wordt. De toename van het aantal woningen en daarmee de OZB-opbrengsten zijn in de nieuwe raming naar boven bijgesteld. Dit leidt tot een stijging van de inkomsten met € 105.000 in 2023 oplopend tot structureel € 445.000 vanaf 2026.

Ontwikkelingen Meerjareninvesteringsplanning (MIP)

De ontwikkelingen van het MIP bestaan uit drie onderdelen, de actualisatie van de planning, de actualisatie van de prijzen en de aanpassing van de raming voor het planningsrealisme. In de onderstaande tabel zijn deze ontwikkelingen afzonderlijk weergegeven.

Ontwikkelingen Meerjareninvesteringsplanning

2023

2024

2025

2026

I/S

Bedragen x € 1.000

Actualisatie MIP

725

322

338

240

S

Indexatie MIP

-203

-426

-615

-742

S

Planningsrealisme MIP

520

818

1.453

0

I

Actualisatie planning
Uit de actualisatie van de planning volgt een voordeel van € 725.000 in 2023 aflopend tot € 240.000 in 2026. Reden hiervoor is dat investeringen getemporiseerd worden. Met name door schaarste van bouwmaterialen en personeel lopen diverse investeringsprojecten vertraging op en verschuift daarmee ook de planning van de volgende investeringen.

Actualisatie prijzen
De begroting is zoals gebruikelijk opgesteld in constante prijzen. Dit betekent dat in deze begroting de ramingen voor alle jaarschijven (2023-2026) zijn gebaseerd op een vast prijspeil zoals geprognosticeerd voor 2023. Voor investeringen in het MIP geldt hierbij echter een uitzondering.

In het MIP kan onderscheid worden gemaakt tussen twee type investeringen:

  • Investeringen die jaarlijks repeterend plaatsvinden. Het betreft dan vaak de kosten van groot onderhoud of van periodieke vervanging van bestaande investeringsgoederen.
  • Eenmalige, unieke investeringen. Deze investeringen worden in het MIP geraamd in het verwachte jaar van oplevering. De daadwerkelijke bestedingen kunnen verspreid over meerdere jaren plaatsvinden. Het gaat hier veelal om gebouwen (vaak voor sport, cultuur, onderwijshuisvesting) of grote infrastructurele werken (zoals de Blauwe Golven).

Voor de jaarlijks repeterende investeringen geldt dat zij geraamd worden in constante prijzen. Eenmalige, unieke investeringen worden daarentegen geraamd op het verwachte prijsniveau van het jaar / de jaren waarin de desbetreffende investering zal worden uitgevoerd. Verwachte prijsstijgingen tot oplevering van het project maken onderdeel uit van de desbetreffende projectbegroting. Eventuele bijstelling van deze investeringsramingen bijvoorbeeld als gevolg van meer dan verwacht gestegen prijzen wordt dan ook per project bepaald, waarbij rekening wordt gehouden met de voortgang van het project (onderdelen die al zijn uitgevoerd blijven buiten beschouwing) en met de mogelijkheden om prijsstijgingen binnen het project op te vangen.

Op basis van deze uitgangspunten is het MIP in deze begroting als volgt bijgesteld:

  • De jaarlijks repeterende investeringsbudgetten voor onderhoud en periodieke vervanging in de openbare ruimte zijn geactualiseerd naar het prijspeil 2023. Dit gebeurt op basis van de BDB-index Grond-, weg, en waterbouw Nieuwbouw. In de begroting was al rekening gehouden met een prijsstijging van 2% in 2022. Nu bijgesteld voor de structurele doorwerking van hoger dan verwachte prijzen 2022 van 8,5% plus de verwachte prijsstijging 2023 van 3,8%.
  • De in het voorliggende MIP opgenomen unieke, éénmalige investeringsprojecten betreffen nagenoeg uitsluitend de investeringen voor onderwijshuisvesting. Het prijspeil van deze budgetten is geactualiseerd op basis van de BDB-index Schoolgebouwen Nieuwbouw. In de begroting was al rekening gehouden met een jaarlijkse prijsstijging van 2%, nu bijgesteld voor structurele doorwerking hoger dan verwachte prijzen 2022 van 6,4% plus hogere verwachte prijsstijging in 2023 van 2,5%. Vanaf 2024 wordt verder rekening gehouden met een prijsstijging van ongewijzigd 2% per jaar;
  • Naast de verwachte prijsstijging voor 2023 wordt zoals aangegeven dus steeds ook rekening gehouden met de structurele doorwerking van de in 2022 sterker dan verwachte prijsstijgingen.

Op deze wijze is daarmee ook invulling gegeven aan motie 21M247 (Stijging bouwkosten volledig opnemen in begroting).

Door het hanteren van de meest passende indexcijfers is de begroting gebaseerd op een realistisch prijspeil. In de huidige marktomstandigheden is er sprake van een tekort aan bouwmaterialen en gekwalificeerd personeel en als gevolg hiervan zijn er prijsstijgingen in zowel de utiliteitsbouw als in de grond-weg-waterbouw (GWW). Sinds begin 2022 is als gevolg van de oorlog in de Oekraïne de prijs voor bouwmaterialen nog verder gestegen. De hoge gas- en olieprijzen leiden direct tot verhoging van de kosten van bouwmateriaal. Prijsstijgingen van soms meer dan 10% zijn aan de orde van de dag en er is veel onzekerheid bij zowel aannemers als opdrachtgevers over de prijs van bouwmaterialen. Als gevolg van deze onzekerheid zijn aannemers/uitvoerders niet (meer) bereid om het risico van prijsstijgingen te dragen. Zolang de marktomstandigheden hierom vragen zal daarom de ‘risicoregeling indexering prijsstijgingen bouw’ in de contracten moeten worden opgenomen. Hiermee wordt voorkomen dat lopende werken stilgelegd worden en wordt voldaan aan een belangrijke voorwaarde zodat marktpartijen zich blijven inschrijven op aan te besteden werken. Daar waar prijsvaste aanbesteding niet mogelijk blijkt wordt hiermee prijsrisico zoveel mogelijk beperkt.

Bij de reguliere onderhoudsprojecten in de openbare ruimte zal hiervan gebruik worden gemaakt zolang de marktomstandigheden daarom vragen. Bij de grotere ontwikkelprojecten in de openbare ruimte waarbij sprake is van een prijsrisico zal vóórdat de aanbesteding plaatsvindt dit aan het college worden voorgelegd, en alleen ná goedkeuring door het college worden overgegaan tot toepassing van een risico-indexatieregeling.

Omdat door het toepassen van de ‘risicoregeling indexering prijsstijgingen bouw’ het prijsrisico wordt verlegd van de aannemer naar de gemeente, is hiervoor een risico opgenomen in het gemeentebrede risicoprofiel.

Planningsrealisme
Het is gebruikelijk dat niet alle investeringen hun oorspronkelijk geplande investeringsritme volgen. Dit kan diverse redenen hebben zowel intern (bv. personele wisselingen) als extern (vertraging bij leveranciers). Voor alle investeringsprojecten wordt een realistische planning gemaakt. Door onvoorziene omstandigheden wordt in een aantal gevallen deze planning niet gehaald. Bijvoorbeeld omdat juridische procedures meer tijd kunnen vragen dan in de planning voorzien, omdat bezwaar / beroep wordt aangetekend. Of omdat de aanbesteding niet verloopt zoals gehoopt. Vooraf valt niet te zeggen welke projecten dit betreft. Wanneer we met langere doorlooptijden binnen de individuele projecten rekening zouden houden, rekken we het kader voor het project op voorhand al op. Dat vinden we niet gewenst. De individuele planningen zijn zo goed en realistisch mogelijk opgesteld en op het halen van die planning moet worden gestuurd. Door de vele investeringsprojecten die lopen, is het op basis van ervaring, echter wel een zekerheid dat bij een aantal projecten vertraging zal optreden. Projecten die later dan oorspronkelijk gepland afgerond worden, worden later geactiveerd, waardoor de kapitaallasten in de begroting naar achteren schuiven. Hiermee houden we rekening door sinds de Perspectiefnota 2021-2024 op het totaalniveau van de investeringen een deel planningsrealisme in te ramen.
Voor het gehele MIP, inclusief nieuwe investeringen en geraamd op het geactualiseerde prijspeil, is het planningsrealisme voor deze Begroting opnieuw geraamd. Op historische basis wordt hiervoor een aflopende reeks van 70% verwachtte onderuitputting van de kapitaallasten geraamd in 2023, 50% in 2024 en 30% in 2025. In de Begroting 2022 was voor 2023 reeds een onderuitputting van 50% geraamd en voor 2024 30%. De actualisatie van het planningsrealisme leidt tot een verlaging van de totale lasten van het MIP met € 0,5 miljoen in 2023, € 0,8 miljoen in 2024 en € 1,5 miljoen in 2025.

Deze pagina is gebouwd op 02/16/2023 11:12:55 met de export van 02/16/2023 10:45:55